Hoe leer je het best?
Hoe leer je het best? Houden we eigenlijk rekening met hoe een leerling het beste leert? Je zou zeggen dat als je weet hoe iemand het beste leert, veel problemen…
Hoe leer je het best? Houden we eigenlijk rekening met hoe een leerling het beste leert? Je zou zeggen dat als je weet hoe iemand het beste leert, veel problemen…
Waarom onthoudt de een hele lappen tekst en heb jij al last met een paar boodschappen. Is het onthouden van veel informatie puur een kwestie van aanleg of kun je je geheugen ook trainen? We kunnen hier kort over zijn. Het is aan te leren. Het is niet zomaar een trucje maar een techniek die al lang gebruikt word en keer op keer bewezen is in psychologisch onderzoek.
Deze methode heet de LOCI route. Dit is een eeuwenoud geheugensysteem die al werd gebruikt door de Romeinen en de oude Grieken. Ze onthielden middels deze manier hele theaterstukken, poëzie of literatuur die ze avond-aan-avond voordroegen aan een groot publiek. Het is een effectief systeem als je heel veel informatie moet onthouden voor bijvoorbeeld een presentatie of een examen. Ideaal dus als je rijtjes met jaartallen en/of begrippen moet leren. Nu snap je waarschijnlijk ook hoe toneelspelers of acteurs al hun tekst kunnen onthouden.
LOCI is Latijn voor plaatsen; je gaat de informatie dus plakken aan plaatsen.
Laten we als voorbeeld een boodschappenlijst nemen.
Je stapt op je paarse fiets en ziet dat er een sliert groen toiletpapier aan je fiets hangt. Langs het fietspad liggen massa’s oranje worteltjes. De fietstunnel stroomt vol cola en en drijven gehaktballen in. Bij de rotonde staat een fontein waar melk uit sproeit en er varen ontbijtkoek boten in. Bij de zebra steken kipfiletjes over met aardappel hoedjes. Om de hoek, vlakbij de winkel kom je terecht in een storm van bloem en begint het vloeibare boter te regenen.
Deze techniek om je geheugen te trainen is te gebruiken voor alle vakken op school namelijk voor de volgorde en structuur van je boekbespreking of spreekbeurt of voor een ander soort presentatie.
Maar ook de jaartallen van geschiedenis, de begrippen van filosofie, de formules van scheikunde of natuurkunde.
Als je er ervaring mee krijgt, zie je onbeperkte mogelijkheden. Je kunt voor meerdere vakken meerdere routes aanleggen.
Je kunt behalve een route ook een verhaal schrijven. Hoe raarder, hoe meer meer details hoe beter jij je stof onthoudt. Leef je uit!
(meer…)
Stop met piekeren! Gedachten zijn een krachtig middel in het creëren van een werkelijkheid. Denk jij maar vaak genoeg dat je iets kunt, dan is de kan groot dat het je ook gaat lukken. Jezelf dingen gaan verwijten of aan je uitslag twijfelen mag best na het examen maar heeft geen enkele zin tijdens het examen. Schrijf ze in je hoofd op een papiertje en gooi het vervolgens weg. Breng je aandacht vervolgens weer terug naar het examen.
Laat je niet van de wijs brengen door de negatieve gevoelens die bij veel anderen heersen zo vlak voor het examen. Negeer ze of vraag degene ermee op te houden. Niemand heeft wat aan de opmerkingen: “Ik ben zo zenuwachtig, ben jij ook zo zenuwachtig?”. “Ik heb gehoord dat het heel moeilijk is”. “Meestal zakt de helft op dit onderdeel”. Bouw zelfvertrouwen op waar je op deze momenten op terug kunt vallen. “Ik heb me goed voorbereid”. “Ik heb een degelijke examenstrategie”. “Ik kan dit”.
Als je weet wat je kunt verwachten, kun je jezelf beter voorbereiden en dit geeft je zelfvertrouwen weer een boost. Als je weet hoeveel onderdelen er zijn, kun je in een inschatting maken hoe lang je met elk onderdeel bezig kunt zijn. Zo verdeel je je tijd en voorkom je dat je je gaat haasten en hierdoor fouten gaat maken.
Schrijf slogans op een kaartje die jou gaan helpen om je aandacht erbij te houden of je terug te brengen tijdens een paniek moment. Laat deze eventueel zien aan de surveillant in de examenzaal en lag deze voor je neer op tafel.
Met een vaste routine sta je jezelf toe om de vragen aandachtig door te lezen en je bent vervolgens in staat om zorgvuldig tot een volledig antwoord te komen. Angst kan je ertoe verleiden om het geheel af te gaan raffelen. Geef hier niet aan toe. Merk je dat in paniek raakt omdat je het antwoord niet weet, sla dat gedeelte over en steek je energie in de volgende vragen. Aan het eind keer je dan terug naar de vragen die niet wist.
Stappenplan voor het benaderen van multiple choice vragen.
Pas op met het verbeteren van antwoorden. Je eerste ingeving is vaak de goede. Verbeter alleen als je 100% overtuigd bent van een fout. Verbeter nooit uit zenuwen of twijfel!
Geef jezelf de tijd om rustig over een antwoord na te denken. Want een antwoord niet a la minute weten betekent alleen dat je even moet graven.
Succes!
Het examen is bedoeld om te testen of de stof van de afgelopen jaren goed beheerd. Je moet laten zien dat je minstens de helft van al de stof kent + 10%. Zo klinkt het best haalbaar.
Hoe zie jij jezelf? Hoe zie jij de wereld? Is het glas vaker half vol of half leeg? De manier waarop jij tegen jezelf en je vermogens aankijkt heeft invloed op je gedachten. Als je een slecht zelfbeeld hebt en er gebeurt iets slechts dan blijf je hangen in dit mindere zelfbeeld. Om je zelfvertrouwen te vergroten is een beter zelfbeeld cruciaal.
Een affirmatie kan dan helpen, dit is een positief zinnetje dat je regelmatig tegen jezelf kunt zeggen. Het doel hiervan is om je geloof in jezelf te vergroten.
Je onderbewustzijn luistert namelijk naar woorden en niet naar feitelijke waarheden. Het gelooft dus wat jij tegen jezelf zegt, zijn dit negatieve woorden dan worden deze voor waarheid aangenomen. Als je vaak tegen jezelf zegt dat je iets toch niet kunt, dan ga je daar vanzelf in geloven. Dit werkt ook andersom.
Iemand met veel zelfvertrouwen, gelooft in zichzelf en neemt dit dus voor waarheid aan. Je moet wel realistisch blijven, want het zijn geen toverspreuken. Gebruik positieve woorden en vermijd het woord NIET.
Begin op tijd met leren. Als je weet hoe lang jouw ideale leerblok is en wat je leert in die tijd, kun je plannen hoeveel leerblokken (dus hoeveel tijd) je nodig hebt om je de stof voor het examen eigen te maken. Maak een duidelijke examenplanner. Het overzicht zal je de broodnodige rust brengen.
Angstig makende gedachten kunnen je ervan weerhouden om op tijd te beginnen, maar stel het niet uit tot het allerlaatst. Je mogelijke angsten kunnen er ook voor zorgen dat je inzet vermindert want het gaat je toch lukken dus waarom zou je al die inspanning leveren.
Een optimale voorbereiding levert je zelfvertrouwen en rust. Plan ook je herhaaltijd in en houdt rekening met wat extra blokken voor onvoorziene gebeurtenissen. Maak je doelen SMART. Zorg ervoor dat je hoofd- en bijzaken van elkaar scheidt.
Als je je bedenkt dat je 90% onthoudt van wat je ziet, zegt en doet moet je op verschillende manieren bezig zijn met de lesstof. Maak gebruik van mindmaps om samenvattingen te maken. Hierin kun je gebruik maken van kleuren, symbolen en beelden.
Onderwerpen die je kunt visualiseren, horen, proeven, ruiken of voelen onthoud je makkelijker. Wees kritisch naar jezelf en test jezelf aan de hand van oude tentamens of beschikbaar gestelde proefexamens.
Zo heb je nog tijd om aan je zwakke plekken te werken. Studenten die succesvol zijn op examens weten wat er van ze verwacht wordt en weten wat er getest wordt. Informeer hierover bij docenten of let erop in oude tentamens of proefexamens.
Er is een tijd voor studeren en een tijd voor ontspanning
Er moet een goede balans zijn tussen studeren en vrije tijd om gemotiveerd te blijven. Plan de ontspanningsmomenten in je examenplanner. Gun jezelf deze rust in deze drukke, spannende tijd.
Je kunt dit simpele testje doen om te kijken of je een voorkeur voor beelden of woorden hebt. Denk maar eens aan het woord stoel. Wat zie je?
Zie je de letters S-T-O-E-L of zie je een plaatje van een stoel?
Als je een plaatje ziet ben je waarschijnlijk een beelddenker en gaat je voorkeur uit naar visuele informatieverwerking.
Een aantal voorbeelden uit het dagelijks leven van een beelddenker zijn;
Hij ziet meer dan er geschreven of gezegd is. Hij voelt, ruikt, ziet en interpreteert. Het verhaal wordt emotioneel gekleurd.
Het hele leven van een beelddenker staat in het teken van deze bijzondere eigenschap. Het zelfbeeld en de perceptie van de wereld worden bepaald door hoe alles om hen heen ervaren wordt.
Wanneer je een beelddenker iets verteld, ziet deze de gebeurtenis als een film voor zich. De zintuigen horen, zien, voelen worden tegelijk ervaren. Het gevoel speelt een belangrijke rol. Ervaringen zijn gekleurd met emotie, geuren en kleuren.
Visueel zijn ze sterk maar auditief niet vandaar dat het vaak lijkt alsof ze niet luisteren. Er is een vertraging in de reactie op aanwijzingen en opdrachten. Ze hebben moeite met het verwerken van informatie die mondeling wordt aangeboden. Het geeft problemen met het onthouden van de instructies als ze niet bij lange instructies de draad niet al lang kwijt geraakt zijn.
Ze zien makkelijk de grote lijnen. Ze zien 32 beelden per seconde dus het denken in beelden gaat minimaal 15x sneller dan denken in woorden (2 woorden per seconde). Hun gedachten gaan sneller dan hun woorden kunnen bijhouden. Ze praten veel met de handen en struikelen vaak over hun woorden. Hun woordenschat en gedachtegang is origineel. Maar ze nemen gemaakte opmerkingen vaak letterlijk en dit kan tot miscommunicatie leiden. Zaken worden ook persoonlijk aangetrokken en ze hebben moeite om hier afstand van te nemen. Details worden pas waar genomen als het totaal plaatje gezien is wat op school problemen oplevert omdat de lesstof stap voor stap wordt aangeboden.
Iedereen wordt geboren met een dominante rechter hersenhelft, makkelijk te verklaren aangezien de taalontwikkeling en het beredeneren pas op latere leeftijd komt. Baby’s maken geen gebruik van taal. Zij lezen lichaamstaal. Door het bewegen van armen en benen verkennen ze de ruimte om zich heen. Met klanken (huilen) maken zij duidelijk dat ze iets willen. Alles is gericht op het vervullen van een behoefte: primair denkproces. Dan leert een kind praten, taal gaat overheersen en kinderen gaan de wereld ‘beredeneren’. Rond het derde/vierde jaar gaat een kind in woorden denken: secundair denkproces.
Een goed voorbeeld: een baby heeft honger. Hij gaat huilen, krijsen en met zijn armen en benen zwaaien om de aandacht van zijn moeder te krijgen
= PRIMAIR DENKPROCES
De baby zal niet beredeneren dat zijn moeder aan het stofzuigen is, en dat hij dus even moet wachten = SECONDAIR DENKPROCES
Een kleine groep kinderen maakt deze overstap niet. Zo’n 5% blijft in beelden denken (primair denkproces). De rechter hersenhelft blijft dominant. De linker hersenhelft kan een achterstand gaan vertonen. Dit hoeft echter niet. Hoogbegaafde mensen bijvoorbeeld denken in beelden en zijn ook goed in taal en rekenen. Hun linker- en rechter hersenhelft zijn even sterk. Als de linker hersenhelft wel minder wordt ontwikkeld, kan dit leerproblemen veroorzaken. Het onderwijs sluit namelijk niet aan bij alle denkwijzen. Logisch, want de meerderheid van de mensen (±95%) leert auditief digitaal (via het gehoor). Slechts een kleine groep (5%) leert visueel.
Linker hersenhelft Rechter hersenhelft
Het (leren) omgaan met beelddenk kwaliteiten valt of staat bij de begeleiding. Het ordenen van de informatie is een probleem waar beelddenkers elke dag tegenaan lopen. Het vergt veel inlevingsvermogen van de leerkrachten in het onderwijs hoe hier mee om te gaan. Onbegrip over hun denkwijze werkt faalangst in de hand. Ze moeten juist leren vertrouwen op hun sterke kanten; hun oplossend vermogen bijvoorbeeld. Help ze met het ontwikkelen van strategieën om informatie opname te automatiseren. Een van de belangrijkste punten is inzicht krijgen is het waarom. Waarom moet iets geleerd worden? Wat is het grote plaatje?
In het onderwijs staan we hier te weinig bij stil. De leerstof wordt aangeboden op een manier die voor 95% van de bevolking werkt maar die voor de overgebleven 5% niet of nauwelijks werkt. Het zijn de leerlingen die op school erg gevoelig zijn voor de houding van de leerkracht, erg onregelmatige cijfers halen. De leerstof wordt namelijk altijd wel of niet begrepen en nooit een beetje.
De complexere onderwerpen worden eerder begrepen dan simpele taken. Er worden gemakkelijk verbanden gelegd en zodoende komen ze vaak tot intuïtieve en/of ingenieuze oplossingen voor problemen. Er wordt vanuit een overzicht geleerd en de concepten worden voor altijd opgeslagen. Stampwerk werkt niet omdat hier niet het nut van wordt ingezien.
Het zijn leerlingen die hun zaken op een geheel eigen wijze georganiseerd hebben.
Onder hen zijn de creatieve geesten maar ook ambachtelijke, technische, muzikale, emotionele en spiritueel begaafde leerlingen. Het zijn laatbloeiers die pas vaak na school hun doel vinden en dan opleven.
Een dyslect is daarom ook een beelddenker. Woorddenkers zijn auditief ingestelde leerlingen die kunnen vertrouwen op hun gehoor bij het aanleren van de spelling van woorden. Dit gaat niet op bij dyslecten, zij moeten woorden visualiseren voordat ze de woorden kunnen spellen. Ze hebben een sterk visueel geheugen en moeten hierop leren vertrouwen.
Ze leren hele woorden dan ook makkelijker dan woorden spellend uitspreken zoals dat op school gebruikelijk is. Een gedeelte geeft de voorkeur aan het toetsenbord boven het schrijven. Een leerling vertelde mij eens dat hij zo de plaatsing van de letters voor zich ziet; het patroon zeg maar.
Doe de test: Ben jij een beelddenker?
1. Denk je vooral in beelden in plaats van woorden?
2. Weet jij dingen, zonder in staat te zijn uit te leggen waarom?
3. Los jij problemen op ongebruikelijke wijze op?
4. Heb jij een levendige verbeelding?
5. Herinner jij je wat je gezien hebt en vergeet je wat je hoort?
6. Ben jij verschrikkelijk slecht in het spellen van woorden?
7. Kun jij zaken visualiseren uit verschillende perspectieven?
8. Ben jij slecht in plannen, organiseren en opruimen?
9. Verlies jij vaak het bewustzijn van tijd?
10. Lees jij liever een kaart dan mondelinge aanwijzingen te volgen?
11. Herinner jij je plaatsen die je slecht een keer hebt bezocht?
12. Is je handschrift moeilijk leesbaar?
13. Kun jij aanvoelen van anderen voelen?
14. Ben jij muzikaal, artistiek of mechanisch aangelegd?
15. Weet jij meer dan anderen denken dat je weet?
16. Heb jij een hekel aan spreken voor een groep mensen?
17. Voel jij je slimmer naarmate je ouder wordt?
18. Ben jij een slaaf van je (spel)computer?
Als je 10 van de bovenstaande vragen met “ja” hebt beantwoord, ben je hoogstwaarschijnlijk een beelddenker. Bedenk wel ieder mens is uniek en iedereen uit zich op zijn manier.
Doe de test: Is jouw kind een beelddenker?
1. Is jouw zoon of dochter goed in puzzelen?
2. Houdt je kind veel van de TV en/of spelcomputer?
3. Speelt je kind graag met constructiespeelgoed (Lego ed.)?
4. Heeft je kind een levendige fantasie en kan daardoor op gaan in zijn/haar fantasiewereld?
5. Wordt hij/zijn snel afgeleid?
6. Moet je instructies vaak herhalen voordat de taken worden uitgevoerd?
7. Heeft je kind laat leren lopen?
8. Wiebelt bij/zij veel?
9. Eerst doen en dan pas denken?
10. Is hij/zij overweldigend aanwezig op verjaardagen en in pretparken (na eerst de kat uit de boom te hebben gekeken)?
11. Denkt je kind erg zwart/wit?
12. Is hij/zij perfectionistisch, faalt niet graag (zelfs van jaren geleden)?
13. Wint je kind graag en is een slechte verliezer?
14. Herinnert hij/zij zich gebeurtenissen gedetailleerd (zelfs van jaren geleden)?
15. Heeft je kind problemen met het vasthouden van een pen en een slecht handschrift?
16. Heeft je kind last van allergie, last van astma of veel oorontstekingen (gehad)?
17. Heeft je kind een goed gevoel voor humor (creatieve woordspelingen)?
18. Moeten de etiketten uit kleding geknipt worden? Draagt hij/zij graag zachte stoffen en heeft hij/zij een hekel aan harde knoopjes?
Als je 10 van de bovenstaande vragen met “ja” hebt beantwoord, is jouw kind waarschijnlijk een beelddenker.
De meeste ouders herkennen hun kind hier direct in bij het zien van de vragen. Bedenk wel dat ieder mens uniek is en zich uit op zijn eigen manier.
Als je weet hoe jij het beste leert, kun je hier je voordeel mee doen en hier zoveel mogelijk op inspelen.
4 nieuwe woorden + 4 synoniemen + 4 antoniemen
“The weather is nice” “Did you have a nice holiday?” “That is a really nice dress”
Dit kan natuurlijk beter. Vragen en opmerkingen worden veel interessanter als je in elke zin een synoniem (of tegenstelling) had gebruikt. Je breidt zo niet alleen snel je vocabulaire uit, je houdt mensen ook geboeid.
Nieuwe woorden onthoud je makkelijker in zinsverband en als je ze in zinnen plaatst weet je ook zeker dat je altijd de juiste context hebt.
Wie doet het niet – tegen zichzelf praten….. ik raad het je van harte aan. Het is vaak raar om je eigen stem te horen, laat staan in het Engels. Wat zou je over je werk willen vertellen bijvoorbeeld?
Om vooruitgang te boeken moet je veel oefenen – heel veel oefenen – maar dan zul je ook fouten maken. Niemand gaat je uitlachen (wellicht een onderwerp van een van je nachtmerries). Een eventuele miscommunicatie is snel verholpen. Om de legendarische woorden van Edison te gebruiken: ik heb niet gefaald, ik heb alleen maar 10.000 manieren gevonden die niet werkten.
Het is heel belangrijk dat je geen fouten meer maakt in het gebruik van je onregelmatige werkwoorden. Dit document zal je helpen met het onder de knie krijgen van de meest gebruikte onregelmatige werkwoorden
Common Irregular Verbs Grouped
Stel jezelf een praktisch en haalbaar doel. Natuurlijk wil je zo snel mogelijk het Engels onder de knie hebben maar wees realistisch in hoeveel uur per week je eraan kunt besteden. Wees eerlijk naar jezelf toe!
Zorg dat je altijd een notitieboekje bij je hebt voor nieuwe woorden, een notitieboek via je smartphone kan ook. Ontdek wat voor jou het best werkt. Je eigen woorden zul je sneller onthouden en ze zullen ook vaker terug komen in je taalgebruik.
Een goed hulpmiddel om vooruitgang te boeken is motivatie. Waarom wil je Engels leren? Waarom wil je je beter uit kunnen drukken in woord en geschift. Als je dit voor jezelf helder hebt, ben je veel gemotiveerder.
Zoals ik al aangaf valt of staat de vooruitgang bij oefenen. Hierbij is interactie belangrijk. Hoe breng je je harde werk in de praktijk? Zoek een plek waar je de taal kunt oefenen.
Het maken van een zin in het Engels gaat op dit moment wellicht traag maar dit komt omdat je de zin eerst in het Nederlands bedenkt en hem vervolgens vertaalt met alle problemen van dien. De onzekerheid en traagheid voorkom je door in het Engels te gaan denken.
Lees voor de verandering eens het nieuws op BBC online, of naast het nieuws in het Nederlands zodat de hoofdlijnen al bekend zijn.
Op youtube is een schat aan informatie te vinden. Visuele uitleg over een grammatica onderwerp of hoe je je uitspraak verbetert bijvoorbeeld.
Hier vind je uiteenlopende verhalen van mensen die wat te vertellen hebben.
We kijken ongelooflijk veel tv-programma’s, films of series in het Engels. Probeer deze eens zonder ondertiteling te kijken of met 888 (Engelse ondertiteling)
Dit zijn online video’s van native speakers die elke keer weer een nuttig onderwerp aansnijden in het proces van het verbeteren van de Engelse taal.
Gebruik je hobby’s en interesses in je online zoektocht naar manieren om je Engels te verbeteren. Noteer alle woorden die je niet kent in je woordenboek.
Buffi Duberman heeft geweldige video’s gemaakt over oa uitspraak van de th klank Buffi Duberman over th klank
Positief nieuws = present simple / Slecht nieuws = present continuous
“We have problems with our website” is niet de boodschap die je klanten gerust zal stellen. “We are having problems with our website” daarentegen wel. Dit geeft aan dat de problemen van tijdelijke aard zijn.
Het gebruik van de verleden tijd en de voltooide tijd is net anders in het Engels. De past simple wordt gebruikt voor afgeronde situaties “I worked for KLM for almost 10 years”.
Als een situatie nog steeds voortduurt zeggen we “I have worked as a teacher for 4 years”.
Deel jouw unieke manier om je Engels te verbeteren. Laat een reactie achter en help elkaar.
Volg deze tips en je zult zien dat je snel beter Engels gaat praten.
Geïnspireerd? Schrijf je in en krijg mijn gratis e-book: “Engels voor Dyslecten”
(meer…)
Een richtlijn voor aandachtspanne is:
6 jaar = 10 minuten
10 jaar = 20 minuten
13 jaar = 30 minuten
Probeer altijd de oorzaak te achterhalen. Er is namelijk altijd een oorzaak voor concentratie problemen. Als dit duidelijk is kun je hier verder op borduren.
Heeft hij/zij de rust in zich om iets vol te houden of iets af te maken?
Houdt het volgende een tijdje bij; wanneer lukt het wel (tijdsduur activiteit, moment van de dag en soort activiteit) en wanneer het niet lukt? (ook weer met soort activiteit en moment van de dag)
Dit zal inzicht geven en de basis vormen voor de aanpak.
Bekijk ook eens de plek in de klas. Een plek in de klas is mede bepalend voor de hoeveelheid prikkels die een kind krijgt te verwerken gedurende de schooldag.
Verder valt er ook te denken aan hulpmiddelen en een study buddy. Deze hulpmiddelen zijn bewezen middelen in het verminderen van het aantal prikkels.
Het is namelijk belangrijk om rustmomenten te creëren thuis en op school. Het kind moet aanleren om even de wereld buiten te sluiten en een prikkel-vrij moment te hebben.
Maak gebruik van beweging, buitenspelen, stress balletjes, opdrachten geven om even ergens iets te gaan halen om daarna weer te kunnen focussen. Zie het als een spier die je net als alle andere spieren moeten trainen.
Mindfulness is bijvoorbeeld ook een manier om rust en ruimte in het hoofd te krijgen. In de bibliotheek zijn er verschillende boeken te vinden over mindfulness voor kinderen. Hierin staan allerlei oefeningen die helpen om de concentratie te verhogen.
(meer…)