Je bekijkt nu Hoe leer je veelgemaakte fouten af?

Hoe leer je veelgemaakte fouten af?

Het is zo frustrerend als je steeds dezelfde fouten maakt. Fouten die je afhouden van een hoger cijfer tijdens een toets. Fouten die je weerhouden om je Engels naar een hoger niveau te brengen. Hoe leer je deze veelgemaakte fouten af?  

Probeer niet te veel te veranderen in een keer. Het is belangrijk dat je inzicht krijgt in de taal en hoe je deze moet gebruiken. Wat is de functie van elk verschillend onderdeel. Waarom gebruik je ze en hoe helpen ze je om je boodschap over te brengen. Taal is communicatie. Grammatica en woordenschat zijn de bouwstenen die je hierbij helpen. Je wilt graag dat je vraag, verzoek of opdracht goed begrepen wordt.

In plaats van alles tegelijk aan te pakken en te proberen deze veelgemaakte fouten af te leren is het is het veel effectiever om je je te concentreren op een fout per keer. Pak een onderdeel waarmee je aan de slag gaat; lees bijvoorbeeld alle grammatica over dit onderwerp nog eens door. Als je een artikel leest, ga je actief op zoek naar dit grammatica aspect. Kijk hoe het gebruikt wordt en hoe jij dit ook zelf kunt gaan toepassen.

Om structureel aan het werk te gaan we gebruik maken van de onderstaande analyse. Deze analyse bestaat uit 26 typische fouten. Vergelijk deze lijst met fouten die jij regelmatig maakt. De veelgemaakte fouten plaats je in een categorie en hiermee ga je vervolgens aan de slag.

Pas als je de betreffende fout hebt afgeleerd, ga je door naar het volgende punt op de lijst.

PUNTENLIJST OM AF TE WERKEN

  1. Enkelvoud en meervoud van zelfstandige naamwoorden (nouns – singular and plural)
  1. Lidwoorden (articles)
  1. Voornaamwoorden (pronouns)
  1. Some/any en much/many – woorden die hoeveelheden aangeven (quantifiers)
  1. Hoofdtelwoorden en rangtelwoorden (cardinal and ordinal numbers)
  1. Het gebruik van data en tijden
  1. Voorzetsels (prepositions)
  1. Het gebruik van bijvoeglijke naamwoorden (adjectives)
  1. De verschillende vormen bijwoorden (adverbs)
  1. Het verschil tussen bijvoeglijke naamwoorden en bijwoorden
  1. Woordvolgorde in bevestigende zinnen (affirmatieve sentences)
  1. Woordvolgorde in negatieve zinnen (negative sentences)
  1. Woordvolgorde in vraagzinnen (questions)
  1. De plek van bijwoorden in zinnen
  1. Het gebruik van de verschillende tijden (tenses)
  1. De werkwoordsvormen van de verschillende tijden
  1. Conditionals (if-clauses)
  1. Hulpwerkwoorden (auxiliary verbs)
  1. Korte antwoorden (tags questions)
  1. Werkwoorden met een vast voorzetsel (phrasal verbs)
  1. Hele werkwoord (Infinitive)
  1. Het werkwoord als zelfstandig naamwoord (gerund)
  1. Deelwoorden (participles)
  1. Betrekkelijke bijzinnen (relative clauses)
  1. Indirecte rede (reported speech)
  1. Lijdende vorm (passive voice)

Carolien Poels

Engels leren met dyslexie is een hele opgave. Maar met de juiste hulpmiddelen en benadering van de lesstof is het wel mogelijk om goede cijfers te halen.